Guido Gezelles eros - Urbain Van de Voorde

KORTE INHOUD

In Gezelle’s eros (1930) onderstreepte hij als één der eersten de platonisch-erotische component in Gezelle’s poëzie.

Daarin een beschouwing tot verklaring van Gezelle’s jarenlang stilzwijgen als dichter, niet omdat de kerkelijke overheid hem tegenwerkte, doch voortvloeiende uit zijn eigen gesteldheid. Hij haalt daarbij Gezelle’s gedicht aan, voor Eugeen van Oye, zijn vriend, onder de titel:
DIEN AVOND EN DIE ROOZE,

met als slot:

Noch nooit een blom zoo schoon,
van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
– wie zal dit kwaad genezen! –
een uur bij mij, een uur bij u,
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon
voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die rooze, al was ’t een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen;
toch lang bewaart, dat zeg ik u,
’t en ware ik ’t al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u,
dien avond – en – die rooze!
1930Taal: Nederlandszie alle details...

1x bekroningen & co

Categorie

Details

193075 paginasTaal: Nederlands